Serveertemperatuur van de wijnen.
De temperatuur van de wijn is van enorm groot belang.
Helaas wordt bij het serveren van wijn hier te weinig rekening mee gehouden. Niemand zou het in zijn hoofd halen op een Coca Cola warm te serveren (drink hem ijskoud zegt alle marketing) of laat staan een lauwe Jupiler (frisse pint).
Over het algemeen kan je zeggen dat wij onze witte wijnen te koud drinken - en onze rode wijnen te warm (bij velen opgeslagen naast de open haard).
Serveer je een witte wijn te koud dan zal de geur en smaak minder goed aanwezig zijn. Is een rode wijn te warm dan kan het aanwezige fruit bijna als gekookt overkomen en de alcohol als branderig (Glühwein).
Als je een wijn wil koelen, doe je dit het beste in een emmer met water en ijs.
Dit geldt zowel voor witte, rosé als rode wijn. Het kan ook in de koelkast, maar dan duurt het langer (20 tot 30 minuten in plaats van 10 minuten in de ijsemmer).
Absoluut te vermijden: de diepvries.
Koelen betekent niet bevriezen.
Opgelet als er op een etiket staat: ‘ijskoud serveren’. Het is een manier om defecten of de povere kwaliteit van de inhoud van een fles te maskeren.
Hou in het achterhoofd dat een wijn, eens uitgeschonken, snel een paar graden warmer wordt. Ter indicatie, een wijn die uitgeschonken wordt bij 8°C zal na een twintigtal minuten in een omgeving van 25°C een temperatuur van 18°C laten opmeten. De wijn stijgt ongeveer 1°C in temperatuur per 2 minuten.
Hou hierbij altijd in gedachten dat je een wijn beter iets te koud kunt serveren, dan te warm.
Wanneer men een wijn krijgt die niet op de juiste temperatuur is zal dit invloed hebben op de geuren en smaken van de wijn.
Serveer advies:
- rode wijn tussen de 15 en 19 graden,
- witte wijnen - frisse, fruitige tussen de 8 en 10 graden,
- witte wijnen - vollere, complexere wijnen 10 tot 12 graden.
- bubbels 6 tot 8 graden.